zaterdag 17 augustus 2019

Kabinet, kom over de brug en help ons!


Recent stond in een krant dat tweeverdieners die elk een modaal salaris hebben, moeilijk de touwtjes aan elkaar kunnen knopen. Hoge woonlasten, stijgende prijzen en een forse belastingdruk kunnen als oorzaken worden genoemd. Uit een onderzoek van het Nibud blijkt dat sinds 2010 slechts van enkele inkomensgroepen de koopkracht iets is verbeterd, maar dat de meeste Nederlanders behoorlijk hebben moeten inleveren. Dit kabinet heeft in de Troonrede van 2018 beloofd dat vrijwel iedereen er in 2019 erop vooruit zou gaan, maar dat is niet echt bewaarheid geworden. 

Het dreigt de komende tijd zelfs nog te verslechteren. Veel gemeenten krijgen het huishoudboekje niet sluitend. Genoegzaam bekend zijn de tekorten in het sociaal domein. Door bezuinigingen en andere maatregelen van het Rijk worstelen de meeste gemeenten met miljoenentekorten. In het verleden zijn soms reserves aangelegd maar die verdwijnen als sneeuw voor de zon. Alhoewel de organisatie van de zorg beter en efficiënter kan en moet, zal dat nooit tot de oplossing van het probleem leiden. Er kan worden beknibbeld op de voorzieningen, maar dat zal leiden tot het in de knel komen van kwetsbare bevolkingsgroepen. Dat is dus niet echt een keuze. Geld moet erbij en wel structureel! Macro gezien gaat het om ruim een miljard euro, waarbij een geleidelijke afbouw naar de helft over vijf jaar vermoedelijk realistisch is omdat het tijd kost om een grondige reorganisatie door te voeren.

Als alleen het sociaal domein een probleem was, zou het al dramatisch genoeg zijn. Er speelt echter nog veel meer. Gemeenten zijn door het Rijk gekort via het gemeentefonds met soms oneigenlijke argumenten. Zo komt de zogenaamde opschalingskorting uit de tijd van een vorig kabinet. Gemeenten moeten miljoenen inleveren omdat door herindelingen, waarbij alleen nog maar 100.000+ gemeenten zouden overblijven, veel geld verdiend zou kunnen worden op de organisatie. Dat is pure kolder. Ten eerste zijn de herindelingen niet doorgegaan en ten tweede zijn de organisatiekosten van twee gemeenten van 50.000 inwoners lager dan van één gemeente met 100.000 inwoners. Big is niet altijd beautiful en zeker niet goedkoper...

Gemeenten zijn in 2015 met 256 miljoen euro structureel gekort op de onderwijshuisvesting. Niet al het geld voor onderwijs zouden gemeenten indertijd hebben uitgegeven aan de (ver)bouw van scholen. Misschien was dat toen geheel of gedeeltelijk het geval, maar inmiddels ziet het plaatje er beduidend anders uit. Door de grote stijging van de bouwkosten moeten gemeenten altijd bijpassen als een school sober en doelmatig gebouwd moet worden. De uitkering van het Rijk is onvoldoende en er moet geld uit de reservepot worden gehaald om aan de wettelijke verplichtingen te kunnen voldoen. 

Er zijn nog veel meer voorbeelden waarbij het Rijk een greep uit de gemeentekas heeft gedaan, waarbij machteloos moest worden toegezien dat dit gebeurde. In de jaren van de financiële crisis kon nog worden betoogd dat alle overheden hun steentje moesten bijdragen, maar nu wij economische rugwind hebben zou het toch logisch zijn dat ook gemeenten hiervan de vruchten plukken. Het is goed te bedenken dat onze inwoners de gemeenten vormen. Met andere woorden, als er tekorten zijn draaien de burgers ervoor op. Gemeentelijke belastingen moeten worden verhoogd, voorzieningen op het gebied van bijvoorbeeld cultuur en sport moeten verdwijnen of worden beperkt, de onderhoudstoestand van wegen verslechtert en ga zo maar door. 

Er zijn nauwelijks gemeenten met overschotten. Reserves worden gevormd door de waarde van gebouwen, inventaris en andere bezittingen die niet te gelde gemaakt kunnen worden. Dat betekent dat jaarlijkse tekorten leiden tot een steeds grotere schuldenlast. Er moet worden geleend. Gelukkig staat de rente momenteel laag. Ooit zal echter de rente stijgen en als de schuldenlast dan ernstig gegroeid is, leidt dat gegarandeerd tot problemen. De verwachting is echter dat de komende jaren bij ongewijzigd regeringsbeleid een groot aantal gemeenten de Artikel 12 status zullen krijgen wat ook zeer grote financiële gevolgen voor de inwoners heeft. Het is te hopen dat dit kabinet het niet zover zal laten komen en dat men gauw over de brug komt, als deze tenminste door achterstallig onderhoud nog enigszins begaanbaar is....




zaterdag 22 juni 2019

Het sprookje van Hugo en de jonge Jan


Er was eens een vader die Hugo heette. Hij had een zoon en dat was Jan. Zij woonden in Polderland en het leven was goed. Hugo hield van mooie schoenen en was niet onbemiddeld, maar hij wilde Jan niet te veel verwennen. Jan had een oude oma die ziekelijk was en zelf geen eten meer kon koken. Hugo zorgde er jarenlang voor dat zijn oude moeder, Jan’s oma, elke dag haar eten kreeg. Op een dag zei vader tegen Jan dat hij voortaan oma wel eten kon gaan brengen. Jan was nu oud genoeg geworden om dat te gaan doen en hij woonde ook dichter bij oma in de buurt dan zijn vader. Jan kreeg vijf euro mee en zijn vader vertelde dat dit genoeg was om voor oma eten te kopen. Toen hij echter bij supermarkt Altijd Fijn kwam, bleek dat hij te weinig geld had gekregen. Het eten kostte wel acht euro. Hij ging terug naar zijn vader die hem vertelde dat hij normaal altijd zes euro betaalde, maar dat Jan vast wel goedkoper uit was als hij meer van de aanbiedingen gebruik zou maken. Ook al ging Jan naar de goedkopere Lidaldi supermarkt, nog altijd kwam hij met de 6 euro niet uit dus hij haalde elke dag maar geld uit zijn spaarpot om het oude mensje niet te laten verhongeren. Toen oma op een dag geen gewoon eten meer mocht van de dokter, maar speciaal voedsel moest gebruiken waardoor het duurder werd, moest Jan elke dag wel 8 euro betalen. Hij ging naar zijn vader om meer geld te vragen en hij kreeg ook een beetje meer maar Hugo wilde hem niet meer dan 6 euro geven voor oma. De spaarpot van Jan raakte op deze manier snel leeg, ook al kreeg hij een paar dubbeltjes meer zakgeld. Hij was ten einde raad en smeekte zijn vader om een hogere bijdrage in de kosten voor het eten van oma. Maar het hielp niks. Hugo beloofde te onderzoeken hoe het kwam dat de supermarkten zo duur geworden waren en hij wilde weten of Jan wel het goede eten voor oma kocht, maar dat loste niets op. Zo moest Jan gaan collecteren in de buurt en hij vroeg geld aan zijn vriendjes. Ook stopte hij met voetballen omdat de contributie van de club niet meer betaald kon worden. Het lidmaatschap van de bibliotheek werd opgezegd en de nieuwe fiets die hij nodig had kwam er niet. Uiteindelijk moest oma op rantsoen en at nog maar om de dag. Jan had zoveel uitgegeven dat hij in de schuldhulpverlening kwam en de bibliotheek moest dicht. Het lijden was uitzichtloos en dit verhaal lijkt bijna een stille dood te sterven maar opeens was er die goede fee (u dacht al, waar blijft die nou in dit sprookje). De fee ging naar Hugo en fluisterde iets in zijn oor. Dankzij effectief hacken door de Russen weten wij dat zij Hugo erop wees dat het zo niet goed ging met oma, dat zijn zoon Jan de vernieling in ging en dat hij met zijn geld hele mooie dingen kon doen! Hugo realiseerde zich ineens hoe krenterig hij was geweest (en dan is het nog niet eens kerst...) en hij knuffelde Jan met de belofte dat zij voortaan alle problemen die oma had samen zouden oplossen. Hij zou zorgen voor genoeg geld en Jan zou daarmee oma weer goed kunnen onderhouden. Hij kon zelfs weer een beetje geld in zijn spaarpot, die inmiddels leeg was, stoppen. Hugo zei: “iedereen moet weten dat ik goed voor de ouderen en de jeugd zorg”. Zo leefden zij nog lang en gelukkig....