vrijdag 15 juni 2012

De wet HOF: lof of sof?

In verband met de financiële crisis in Europa moeten de begrotingstekorten van de meeste EU-landen omlaag, zo ook in Nederland. Brussel draagt ons land op om op termijn het tekort terug te dringen tot ongeveer een begrotingsevenwicht.


Terecht, want ook de overheid moet de tering naar de nering zetten. Arie Slob spreekt daarbij regelmatig over de verantwoordelijkheid die wij hebben richting onze kinderen en kleinkinderen. Ook op lokale overheden wordt de druk vergroot, onder meer door de wet HOF.

Het rijk kent voor haar begroting een zogenaamd kasstelsel, dat als uitgangspunt dient voor de berekening van het tekort (EMU-saldo). De decentrale overheden (provincies, gemeenten en waterschappen) dragen voor een deel bij aan dit tekort. Er ligt nu een afspraak met het rijk dat de gezamenlijke bijdrage van gemeenten aan het EMU-tekort maximaal 0,38% mag bedragen. Deze norm is afgeleid van de Europese 3% tekortnorm. Tot heden bleven de gemeenten binnen de norm, maar de invoering van de wet HOF (Wet houdbare overheidsfinanciën), die in voorbereiding is, kan nadelig uitpakken voor de genoemde decentrale overheden en voor de economie.

Aanleiding wetsvoorstel

De wet HOF is voorbereid om de afspraken die eind 2011 door de Europese regeringsleiders zijn gemaakt - het bereiken van financiële stabiliteit in de eurozone - te waarborgen. Lidstaten moeten de eisen en afspraken over reductie van de staatsschuld en het begrotingstekort in 2012 vastleggen in nationale wetgeving. Het huidige wetsontwerp is nog niet volledig uitgewerkt, maar wat nu al op papier staat is het waard om aan een kritische blik te onderwerpen. Hieronder wordt met name gekeken vanuit de positie van gemeenten, maar de impact van de wet is vergelijkbaar voor provincies en waterschappen.

Inhoud wet HOF

In de conceptwet HOF staat dat er een plafond moet komen aan het tekort dat een individuele gemeente in een jaar mag hebben. De hoogte hiervan is afhankelijk van een jaarlijks te bepalen macroplafond voor alle gemeenten. Komen de gemeenten samen boven de vastgestelde EMU-tekortnorm uit en gaan in dat jaar de decentrale overheden ook over hun gezamenlijke norm heen, dan kan door het ministerie van Financien een boete worden opgelegd aan die gemeenten die verantwoordelijk zijn voor overschrijding. Als een gemeente maatregelen neemt die dit tekort wegwerken, blijft een boete achterwege. Lukt dit niet, dan kan door het rijk de boete worden opgelegd, ook als er vanuit Brussel geen sanctie zou komen. Dat is merkwaardig en onredelijk. Ook wordt van het door het rijk gehanteerde kasstelsel uitgegaan, terwijl de gemeentelijke boekhoudregels uitgaan van een baten-lastenstelsel.

Consequenties

Gemeenten reserveren vaak een aantal jaren bedragen om bijvoorbeeld de bouw van een school te kunnen bekostigen. Dat betekent dat de kasstroom positief is tijdens het sparen en negatief als de school wordt gebouwd. Ondanks het feit dat door dit systeem geen schulden worden opgebouwd, zou er op het moment van daadwerkelijk investeren in de school een grote negatieve bijdrage zijn aan het EMU-saldo. Als er dan in een jaar toevallig veel investeringen tegelijk worden gepleegd en de uitgaven voor dat jaar dan dus hoger zijn dan de inkomsten, loopt een gemeente het risico om over het plafond heen te gaan en een boete te krijgen. Dit terwijl de financiële positie van deze gemeente door reserveringen in het verleden of door de verkoop van aandelen in nutsbedrijven misschien wel uitstekend is. De wijze waarop de boekhoudregels nu volgens de gemeentewet worden toegepast is zodanig dat een duurzaam evenwicht tussen baten en lasten wordt bewaakt. Dat mag blijken uit het feit dat maar enkele gemeenten van de in totaal 415 echt in financiële nood verkeren (artikel 12 status). Het provinciaal toezicht is klaarblijkelijk al jaren een goede waakhond om de nationale gemeenteschuld beheersbaar te houden.

Bezwaren

Provincies hebben net als gemeenten een baten-lastensysteem en worstelen dus met hetzelfde probleem. Sommige provincies beschikken over ruime reserves, die voor omvangrijke investeringen als wegenaanleg bedoeld zijn. Het gebruik van deze reserves wordt een belasting van het EMU-saldo en als veel wordt geïnvesteerd dreigt volgens het wetsontwerp een korting op het Provinciefonds. Het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW) trekken gezamenlijk op om hun bezwaren aan het rijk kenbaar te maken. Het grootste probleem is dat investeringen worden beperkt en dat kan, zeker in de huidige tijd, nooit de bedoeling zijn. Daar waar de private sector momenteel terughoudend is, blijft de overheid investeren in bijvoorbeeld wegen, de riolering en scholen. Een terugloop van de investeringsuitgaven zou een zeer slechte zaak voor de economie zijn en het financieringstekort van het rijk alleen nog maar vergroten, waarbij de wet HOF dan het tegengestelde zal bereiken van wat deze beoogt.

Conclusie

Het kabinet-Rutte is gevallen en op dit moment kan nog niet worden beoordeeld wat voor consequenties dit heeft voor het wetsvoorstel, dat nu voor advies bij de Raad van State ligt en waarover de Tweede Kamer nog moet besluiten. De ChristenUnie hecht als vanouds aan lokale zeggenschap onder het motto: Goed bestuur dichtbij de burger! Gemeenten bewijzen in ieder geval op financieel gebied dat zij in staat zijn om een goede balans tussen inkomsten en uitgaven te vinden, wat van de rijksoverheid niet gezegd kan worden. Het is dan ook niet nodig en wenselijk dat het rijk nog meer greep krijgt op de financiën van decentrale overheden. Het huidige toezicht en de geldende regelgeving bieden al voldoende waarborgen voor een gedegen beleid. Daarnaast dragen provincies en gemeenten hun steentje al bij omdat het terugdringen van het overheidstekort doorwerkt in de normering van het provincie- en gemeentefonds. Een wijze van boekhouden mag nooit leiden tot maatregelen die ervoor zorgen dat noodzakelijke investeringen niet meer kunnen worden gepleegd en die negatieve consequenties heeft voor de groei van de economie, terwijl geen sprake is van een zorgwekkende of onhoudbare financiële situatie. Het is belangrijk dat decentrale overheden investeringsruimte behouden en dat de mogelijkheid van het rijk om hen een boete te geven als Europa dit niet doet, verdwijnt! Een aantal elementen in het wetsvoorstel in de huidige vorm van demissionair minister De Jager moeten dus worden afgeschoten.

vrijdag 4 mei 2012

Dodenherdenking Tynje 2012

Het landelijke thema van dit jaar is: “Vrijheid geef je door”. Voor velen die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt was het moeilijk om over soms zeer traumatische gebeurtenissen te praten. Het kon zijn dat dit later kwam of het kwam helemaal niet. Toch is het van belang dat wordt doorgegeven aan volgende generaties wat vrijheid en onvrijheid betekent. Het vieren van vrijheid heeft voor iedere generatie weer een andere betekenis. Voor nabestaanden van gevallenen en voor de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog roept het de herinnering op aan de Duitse bezetting met alle verschrikkingen, die daarmee gepaard zijn gegaan. Voor een jongere generatie sluit de viering van 4 en 5 mei meer aan op conflicten en oorlogen op de Balkan en in Afghanistan, waar ook landgenoten zijn gesneuveld. Of er wordt gedacht aan gebeurtenissen in de tweede helft van de vorige eeuw, zoals de Praagse lente of de val van de Berlijnse muur.

Ondanks het feit dat nog maar een half procent van de bevolking de Tweede Wereldoorlog nog als volwassene heeft meegemaakt en dus een steeds grotere groep geen persoonlijke ervaring of herinnering aan onvrijheid heeft, blijkt uit onderzoek dat naoorlogse generaties grote waarde hechten aan herdenken en vieren. Het is dan ook niet uit traditie of gewoonte dat wij hier vandaag de gevallenen herdenken. Zeker in Tynje is het oorlogsgeweld niet ongemerkt voorbijgegaan. Bij het begin van de oorlog in mei 1940 sneuvelden de uit dit dorp afkomstige negentienjarige Jeen Jeeninga en de twintigjarige Klaas Idzerda. Zij liggen begraven op het militair ereveld De Grebbenberg en voor hen is hier een gedenkteken opgericht. Wel ligt hier de ook in Tynje geboren Gordykster Anne Huisman, die bij Wassenaar is omgekomen. Zijn naam staat op het monument op de begraafplaats in Gorredijk. Deze gevallenen streden als militair voor de vrijheid van ons land.

Onvrijheid omdat je politieke kleur in de ogen van de machthebbers niet de goede is. Vandaag de dag hebben activisten in vele landen daar nog altijd mee te maken. Tijdens de oorlog werd de communist Gerrit Roorda uit dit dorp hier het slachtoffer van. Diverse malen gevangengezet, vrijgelaten of ontsnapt en na een onderduikperiode weer naar hier teruggekeerd. Vervolging, wij kennen het in Nederland al meer dan 65 jaar niet meer, maar het is voor velen nog een dagelijkse realiteit.

Uit naastenliefde hebben diverse bewoners uit dit dorp en deze streek, zoals onderwijzer Douwe Algra, onderdak geboden aan onderduikers. Algra was net als zijn dochters, actief in het verzet. Onder zijn schuilnaam Van der Velde heeft hij zich teweer gesteld tegen de vijand, die met name in 1944 hier in Tynje voor terreur heeft gezorgd. Veehouder Hylke Watzema heeft in de middag van 3 juni onderdak geboden aan twee leden van een verzetsgroep die gezocht werden door de Duitsers in verband met de overval op een distributiekantoor. Door een spion werden zij verraden en ’s nachts om drie uur kwam een overvalwagen bij de boerderij van Watzema voorrijden. De ramen werden stukgeslagen en men drong het huis binnen. De onderduikers werden gearresteerd en Watzema werd ondervraagd over de verblijfplaats van de andere leden van de verzetsgroep, waarbij zijn kaak met een fietspomp werd stukgeslagen. Omdat Watzema niet kon vertellen waar de anderen waren, is hij door het hoofd geschoten.

In december 1944 werden Wolter Huisman en Eeltsje de Vries zonder reden doodgeschoten nadat een aantal dronken Grüne Polizisten verzetsmensen hadden gearresteerd en Huisman en De Vries toevallig in de buurt waren. Ook op de dag dat Tynje werd bevrijd, zaterdag 14 april 1945, was hier nog een dode te betreuren. Sieger van der Laan uit Heerenveen, commandant van een gevechtsgroep van de Binnenlandse Strijdkrachten, werd toen hij met de Duitsers onderhandelde over hun overgave, door hen in de rug geschoten.

Ondanks de risico’s, die groot waren, werd hier in Tynje werd veel verzet geboden en droppings van wapens waren bij De Deelen, doordat het daar dunbevolkt was, regelmatig aan de orde. Ook dat was gevaarlijk. Ontdekking leidde zeker tot gevangenisstraf of tot de dood. Maar dat heeft velen niet weerhouden om op te staan en zich teweer te stellen. Uit het Geuzenliedboek komt het volgende gedicht uit mei 1942 dat uitdrukking geeft aan de weerbaarheid, die ook breed terug te vinden is bij de bewoners van Tynje en de omgeving tijdens de oorlogstijd:

Wij lijden verdrukking en plagen,
Wij lijden, maar zullen niet klagen.
Wij hebben den moed tot het strijden,
En worden al sterker door 't lijden.

Wij kennen geen vrees en geen pijn,
Wij weten gedragen te zijn.
Wij geven ons over aan God,
En dragen met fierheid ons lot.

Wij tarten het beuken der golven,
Wij willen niet worden bedolven.
Wij laten ons nimmer verslaan,
En zullen ten onder niet gaan.

Dankzij de overtuiging, moed en inzet van velen, die uit het net gelezen gedicht spreekt en ook met de hulp van anderen kon de tirannie worden verdreven. Nu, zoveel jaar na de bezetting, wordt de vrijheid veelal onbewust beleefd. Maar door de vrijheid te spiegelen aan andermans ervaringen van onvrijheid, onderdrukking en bezetting, wordt duidelijk dat vanzelfsprekende vrijheid permanente inspanning vereist. De blik richt zich dan op internationale instituties. Begin jaren 50 werd de EGKS opgericht, die een voorloper was van de huidige Europese Unie, een verband waarin de voormalige vijanden met elkaar samenwerkten. De EU is een internationale institutie met niet alleen een economisch doel, maar ook met de taak om, iedere dag opnieuw, de vrijheid te bewaken en te borgen. Europa is al 67 jaar niet meer verscheurd door een oorlog tussen de grote landen en wij moeten lang terug in de historie om zo’n periode van vrede en vrijheid te vinden. Wij leven nu in een land en in een tijd waar joden, zigeuners, homoseksuelen of communisten niet worden vervolgd en vogelvrij zijn. Waar wij niet gevangen worden gezet omdat wij een afwijkende godsdienst hebben en waar wij niet worden veroordeeld omdat wij een mening hebben die de overheid niet aanstaat. Dit danken wij aan al die moedige mannen en vrouwen, die in de oorlog hun leven hebben gegeven, ook voor onze vrijheid. Ik wil afsluiten met een gedicht van de uit Drachten afkomstige Fedde Nicolai dat heet: "De bevrijding".

5 mei 1945, Nederland bevrijd
waar 5 jaar op moest worden gewacht
Wat waren de mensen verblijd
Ondanks de ellende die de oorlog bracht.

Vijf lange jaren van onderdrukking
Onbeschrijfelijk leed is er geleden
Dood en verderf waren niet gering
Bombardementen op vele steden.

Jodenvervolging, gewelddaden
Hongerwinter, gebrek aan alle dingen
Vele verzetstrijders verraden
Soldaten die kwamen en gingen.

Pijn, verdriet en angstige jaren
Het was een hele moeilijke tijd
Miljoenen hebben dit ervaren
Toch verloor Duitsland de strijd.

Nu 67 jaar vrijheid gedenken
Dat er nooit weer oorlog zal ontstaan
Moge God ons blijvende vrede schenken
Zodat wij veilig verder mogen gaan.

Laten we de bevrijders blijven waarderen
En zij die hun leven lieten in de strijd
Blij dat we nu in vrede mogen verkeren
En dankbaar mogen leven in vrijheid.

zaterdag 10 maart 2012

Caparis, the true story (2)


Kunt u zich nog de Exota-affaire van begin jaren 70 herinneren? Door Marcel van Dam werd het merk door suggestieve montages in een reportage zo zwart gemaakt dat de verkopen desastreus kelderden. Later bleken de beweringen van Van Dam over exploderende limonadeflessen van Exota niet juist en een slepende juridische procedure was een feit. De frisdrankfabrikant kreeg uiteindelijk gelijk, maar het leed was al geschied. Het imago van Exota was blijvend geschonden.

Aan voornoemde kwestie moet ik regelmatig denken als het om Caparis gaat. Het is mij niet duidelijk waarom het bedrijf zo vaak in de media en in sommige gemeenteraden onder vuur ligt. Het is logisch dat bestuurders en gemeenteraadsleden een bedrijf kritisch volgen, zeker als er veel geld in omgaat en tekorten door aandeelhoudende gemeenten moeten worden aangevuld. Er lijkt echter meer aan de hand. Uit de cijfers, die voor iedereen beschikbaar zijn, blijkt dat het verlies van het bedrijf niet kan worden verklaard door een slechte bedrijfsvoering, maar door zeer ingrijpende subsidiekortingen van het rijk. Deze subsidieafbouw is noch door de gemeenten, noch door Caparis te beïnvloeden. Het transitieplan 2008-2012 wordt dit jaar afgerond en heeft over de looptijd een beter resultaat laten zien dan de verwachtingen. Hoe kan het dan toch dat Caparis als een bodemloze put wordt beschouwd? Wordt er wel met de vinger in de juiste richting gewezen?

Klaarblijkelijk was de informatievoorziening niet toereikend of deze werd niet gekwalificeerd als afkomstig uit onverdachte bron. Daarom werd een onafhankelijk onderzoek naar de bedrijfsvoering gewenst door sommige raden. Een rekenkameronderzoek vanuit één gemeente werd voorgesteld, maar dat bleek ondanks de toegezegde medewerking van Caparis, juridisch niet mogelijk, zodat de aandeelhouders dit moesten afwijzen. Omdat de colleges vaststelden dat de behoefte naar een onderzoek zeer groot bleek, werd besloten een onafhankelijk bureau (PWC) opdracht te geven om de bedrijfsvoering door te lichten. De belangrijkste vragen werden geïnventariseerd en het resultaat van het onderzoek leerde dat er wel enkele verbeterpunten waren, maar dat er geen aanleiding was om twijfels te hebben bij het functioneren van de directie en/of de Raad van Commissarissen. Het bedrijf werd en wordt goed geleid. Verschillen bij benchmarking konden worden verklaard en eind goed, al goed zou je zeggen.

Er kon echter nog geen punt worden gezet achter het verleden. Er bleven nog vragen open, die door raadsfracties of individuele raadsleden werden gesteld. Een behoorlijk aantal en inmiddels zijn vrijwel alle vragen beantwoord. Bijvoorbeeld over de bezoldiging van de algemeen directeur, waarbij bleek dat de managementfee inclusief sociale lasten en andere kosten, vaak werd gezien als het salaris. Dat laatste ligt uiteraard beduidend lager en al is er sprake van een goed inkomen, exorbitant is het absoluut niet en het is volledig marktconform, wat van sommige salarissen van directeuren van woningbouwverenigingen niet altijd gezegd kan worden. De ongenuanceerde berichten over zijn inkomsten hebben zelfs bijna geleid tot fysieke bedreiging van de directeur. Ook kwam een bericht over mogelijke belangenverstrengeling bij de plaatsing van een fietsenhok in de krant. Weliswaar moest dit onjuiste bericht weer worden gerectificeerd, maar dit is toch weer slechte publiciteit, waarbij je je moet afvragen of iedereen de rectificatie wel leest.

Wat minstens zo belangrijk is als de directie die onder vuur ligt is wat alle berichtgeving met het personeel doet. Elk negatief bericht over hun bedrijf heeft impact en leidt soms zelfs tot een hoger ziekteverzuim. Het personeel heeft het al moeilijk genoeg met alle bezuinigingen die door de directie worden opgelegd. De directie wordt op haar beurt weer door de Raad van Commissarissen en de aandeelhoudende gemeenten onder druk gezet om zo efficiënt mogelijk te werken en te snijden waar dat mogelijk is. Het wordt zo wel een lastige opgave om het woord "sociaal" nog voldoende invulling te geven bij deze bedrijfstak.

Alle SW-bedrijven hebben het momenteel moeilijk door de ingrepen van de rijksoverheid. Sommige collegabedrijven lijken het beter te doen, maar bij een nadere analyse van de cijfers blijkt dat dit vaak te maken heeft met een andere boekhoudmethodiek. Er komen veranderingen aan en er zal hard gewerkt moeten gaan worden aan een herstructurering. Daarbij willen sommige gemeenteraden een andere governancestructuur. Dit is niet zaligmakend en ik durf te beweren dat indien de afgelopen jaren sprake zou zijn geweest van een andere structuur, de resultaten er zeker niet anders uitgezien zouden hebben. Daarnaast ken ik geen Gemeenschappelijke Regeling waar gemeenteraden zo bovenop de materie zitten. Wethouders realiseren zich dat de aandacht bij raadsleden voor Caparis erg groot is en laten zich zeer nadrukkelijk leiden door wat er in de gemeenteraden leeft. Een wethouder die zich daaraan niet stoort, gaat voor politieke suïcide.

Ondanks alle negatieve publiciteit van de afgelopen jaren, die hopelijk na alle beantwoorde vragen en onderzoeken, zal worden omgebogen tot een positief kritische benadering, krijgt Caparis steeds meer werk. Zowel gemeenten als bedrijven weten het SW-bedrijf steeds beter te vinden voor diverse werkzaamheden. Ook realiseren gemeenteraden zich steeds meer dat Caparis ook hun bedrijf is en dat zij een grote verantwoordelijkheid hebben richting het personeel. Negativiteit van aandeelhouders schaadt een bedrijf en het is goed om te zien dat de grote informatiestroom van de afgelopen periode recent heeft geleid tot meer genuanceerde reacties in de meeste raden. De wethouders hebben de belangrijke taak om transparant te zijn en de raadsleden van alle benodigde informatie te voorzien. Daar heeft het in het verleden soms wel aan geschort en wellicht is dat de reden van het imagoprobleem bij Caparis.

Exota heeft het niet gered dank zij verkeerde berichtgeving. Dat mag Caparis niet overkomen en dat zal niet gebeuren als wij de emoties en mogelijke vooroordelen opzij zetten en met een open mind naar de feiten kijken. Caparis is een bedrijf wat kritisch mag worden gevolgd, maar waar wij ook trots op mogen zijn!